John Cage
Avant garde composer John Cage (1912–1992) started composing for prepared piano in 1940. The majority of early works for this instrument were created to accompany dances by Cage's various collaborators. In the liner notes for the first recording of his most highly acclaimed work for prepared piano, Sonatas & Interludes, Cage wrote: "Composing for the prepared piano is not a criticism of the instrument. I'm only being practical."
Cage first prepared a piano when he was commissioned to write music for "Bacchanale", a dance by Syvilla Fort in 1938. For some time previously, Cage had been writing exclusively for a percussion ensemble, but the hall where Fort’s dance was to be staged had no room for a percussion group. The only instrument available was a grand piano. After some consideration, Cage realized it was possible “to place in the hands of a single pianist the equivalent of an entire percussion orchestra ... With just one musician, you can really do an unlimited number of things on the inside of the piano if you have at your disposal an exploded keyboard”.
Interview voor Kwadratuur (in Dutch)
door Sven Claeys (fragmenten; het hele interview is hier te lezen).
Laten we het over je nieuwe cd 'Minimal Damage' hebben, een solowerk volledig gewijd aan de prepared piano. Vanwaar die liefde voor de prepared piano?
Wel, dat was in oorsprong niet mijn idee. Ik vond het prachtig klinken bij componisten als John Cage en Arvo Pärt, maar ik had nooit gedacht dat ikzelf dat ook zou gaan doen. Maar toen speelde ik in een project van Corrie Van Binsbergen en zij vroeg of het niet leuk zou zijn als ik eens dingen zou spelen op een prepared piano. Ik had geen idee, maar het werkte goed en bleek een heel interessant gegeven. Wat er gebeurt is dat je piano een gestemd percussie- instrument wordt, met een grote onvoorspelbaarheid. Omdat ik er dus mee in aanraking kwam, ben ik het gaan ontwikkelen. Ik wilde het ook zo doen dat ik het live onmiddellijk kan inzetten.
Weet je op voorhand hoe je piano zal klinken, hoe je hem exact kan stemmen?
Mja, min of meer toch wel, ik weet wel hoe die dingen ongeveer gaat klinken, maar iedere piano is toch ook weer anders. Ik zet bijvoorbeeld van die stemkeiltjes (rubbertje voor het afdempen van de snaren, sc) op lage snaren op de flageolettonen. Je weet nooit wat het effect zal zijn, soms krijg je een mooie boventoon, een andere keer slaat de klank dicht. Dat vind ik net interessant en daar heb je dus ook altijd een toevalsfactor.
Hoe verloopt het componeren op zo’n prepared piano? Komt de compositie na de preparatie of voorbereiding van de piano?
Meestal gebeurt dat tegelijkertijd. Dit album kan je min of meer in twee delen. Het eerste deel bevat dingen die ik thuis heb opgenomen en waarbij ik mijn piano op verschillende manieren heb geprepareerd. Soms heb ik ook dingen boven mekaar opgenomen. Ik wou daarbij wel dat het haast klonk alsof het één instrument was. Het tweede gedeelte is in de studio opgenomen en dat zijn improvisaties. En daarbij worden mijn improvisaties bepaald door de klank die het instrument geeft. Soms pas ik dan de klank aan dat het een beetje “aanspreekt” en dan improviseer ik.
Bepaalde stukken klinken heel ritmisch, haast mechanisch. Soms heeft het bijna niets meer met jazz te maken.
De vraag is natuurlijk: wat is jazz? Iedereen heeft daar weer zijn eigen idee over. Waar gaat het bij jazz over? In eerste plaats gaat het over improvisatie en ja, ook over groove, ook al speel je hem niet. Nu ja, niemand zal gaan dansen op mijn muziek, maar het draait toch om puls.
Je hebt op dit werk ook van die vreemde, ijle stukken die bijna puur geluidsonderzoek zijn. Dat is een muziekgenre dat je ook boeit?
Ja ik hou heel erg van pure klank. Muziek is klank, het is niets anders. Daar draait het om. Dus klankonderzoek is heel belangrijk, maar anderzijds vind ik klank zonder vorm niet leuk. Wat heel vaak gebeurt, in elektronische muziek bijvoorbeeld, is dat mensen fantastische klanken weten te produceren, maar niet weten waar op te houden. Voor mij is compositie, of het nu geschreven of voorbereid werk is of intuïtief of een geïmproviseerde compositievorm is, belangrijk. Als muzikant vind ik het belangrijk een verhaal te vertellen want als ik muziek speel, hoe abstract die ook mag zijn, wil ik de luisteraar daar in betrekken. Of dat lukt kan ik niet zeggen maar dat is tenminste mijn doel.
The Man with the camera (1927), Dziga Vertov.
Het publiek wil de filmzaal al in, maar wordt tegengehouden. Pianist Albert van Veenendaal is nog niet klaar met het plaatsen van allerlei klemmetjes op de snaren van de vleugel. Pas als het prepareren klaar is, gaan de deuren open. "Over een uur weet je meer", luidt zijn toelichting.
De lichten gaan uit, de film aan. De vleugel fluistert haar verhaal, soms via de toetsen, soms via de snaren, waar Van Veenendaal overheen roert als een meesterkok die drie Michelin-sterren ruikt van zijn bearnaisesaus. Bij beelden van een klapstoel, een rij klapstoelen en mensen die erop gaan zitten, worden de klanken luider. Dan toont de film een blaasorkest. De show gaat beginnen. Van Veenendaal speelt er melodische klanken onder. Het is even wennen bij beelden van een sousafoon.
Zo wisselen de beelden elkaar af, gemonteerd op een manier die revolutionair was in 1927, en nu nog steeds iets avant-gardistisch heeft. De hoofdpersoon, de Man met de Camera, legt verschillende thema's uit zijn tijd vast. Die vormen geen verhaal, maar zijn als oneliners aan elkaar geplakt. Zo gaan ze een dialoog aan met elkaar en met de kijker. De minimalistische ritmes en klankwolken uit de geprepareerde piano - geïnspireerd op John Cage, voorhoeder in minimalistische muziek - passen hier wonderwel bij.
Op het filmdoek waaien boomtakken heen en weer. Van Veenendaal rolt er drieklanken bij uit, die uitmonden in een fris regenbuitje, als een Canto Ostinato in het voorjaar. Dan filmt de Man met Camera bovenop een voortrazende trein. De hoge, geprepareerde tonen van de piano blazen wolken boventonen de lucht in, alsof er gamelan-xylofoons in de vleugel verstopt zitten. De trein had zo door Indonesië kunnen razen.
Op het scherm trekt meer industrieel vernuft voorbij. De latere communistische verheerlijking van de zware industrie laat zich hier al zien. Van Veenendaal laat horen hoe stoommachines klinken die het beeld uit denderen. De geprepareerde bassnaren laten strakke ritmes los, alsof een tiental mannen op djembés aan het roffelen is. In de jaren 30 waren lust en frivoliteiten ook nog toegestaan. De Man met Camera brengt uitgebreid in beeld hoe een vrouw zich wast en opmaakt. Daarna wordt er geflaneerd over de niet-stedelijke boulevards. Met tedere, melodische klanken volgt Van Veenendaal hier ook weer naadloos de sfeer van de beelden. Soms maakt hij andere keuzes en laat de muziek op de beelden botsen of legt er een laag onder. De geprepareerde piano biedt met gemak dit scala aan mogelijkheden. De klanken klinken verfrissend en nieuw. Koplopers dus. De muziek is zo intrigerend, dat het kijken naar de film er soms bij inschiet.
Het smeden van ijzer haalt je als kijker weer bij de les. Het vuur is gloeiend heet. De Man met Camera loopt in de weg en moet steeds verder naar achteren om het rondspattende vonken te ontwijken. Van Veenendaal slaat met een stok op de snaren. "Ik doe niks wat ik op mijn eigen vleugel ook niet zou doen", zei hij eens in een interview.
Zo rijgen de filmbeelden en muziek zich aaneen. De tijd tikt door, de klapstoeltjes komen weer in beeld. Langzaam sterven de pianoklanken weg en gaat het licht aan. Het kost even tijd om weer in 2012 te arriveren. Ronddwalen door EYE, het nieuwe filmtheater, helpt er wonderwel bij. Van buiten lijkt EYE op een reuzenkikker die de noordoever van het IJ heeft uitgekozen als plek om te zonnebaden. De centrale ruimte binnenin ontvouwt zich als een prins met allures die ruimschoots boven het Nederlandse maaiveld uitkomen. Een immense glazen pui geeft zicht op de boten en bootjes op het IJ dobberen. Drie naar boven uitwaaierende trappartijen omsluiten de metershoge glazen wand. Je kunt op de trappen naar boven klimmen, maar ze lenen zich ook heel goed voor tikkertje spelen, zoals elk kind meteen ontdekt. En je kunt erop neerploffen om met open mond de sfeer in te drinken. Even is het alsof je tot de avant-garde van deze tijd behoort.
De lichten gaan uit, de film aan. De vleugel fluistert haar verhaal, soms via de toetsen, soms via de snaren, waar Van Veenendaal overheen roert als een meesterkok die drie Michelin-sterren ruikt van zijn bearnaisesaus. Bij beelden van een klapstoel, een rij klapstoelen en mensen die erop gaan zitten, worden de klanken luider. Dan toont de film een blaasorkest. De show gaat beginnen. Van Veenendaal speelt er melodische klanken onder. Het is even wennen bij beelden van een sousafoon.
Zo wisselen de beelden elkaar af, gemonteerd op een manier die revolutionair was in 1927, en nu nog steeds iets avant-gardistisch heeft. De hoofdpersoon, de Man met de Camera, legt verschillende thema's uit zijn tijd vast. Die vormen geen verhaal, maar zijn als oneliners aan elkaar geplakt. Zo gaan ze een dialoog aan met elkaar en met de kijker. De minimalistische ritmes en klankwolken uit de geprepareerde piano - geïnspireerd op John Cage, voorhoeder in minimalistische muziek - passen hier wonderwel bij.
Op het filmdoek waaien boomtakken heen en weer. Van Veenendaal rolt er drieklanken bij uit, die uitmonden in een fris regenbuitje, als een Canto Ostinato in het voorjaar. Dan filmt de Man met Camera bovenop een voortrazende trein. De hoge, geprepareerde tonen van de piano blazen wolken boventonen de lucht in, alsof er gamelan-xylofoons in de vleugel verstopt zitten. De trein had zo door Indonesië kunnen razen.
Op het scherm trekt meer industrieel vernuft voorbij. De latere communistische verheerlijking van de zware industrie laat zich hier al zien. Van Veenendaal laat horen hoe stoommachines klinken die het beeld uit denderen. De geprepareerde bassnaren laten strakke ritmes los, alsof een tiental mannen op djembés aan het roffelen is. In de jaren 30 waren lust en frivoliteiten ook nog toegestaan. De Man met Camera brengt uitgebreid in beeld hoe een vrouw zich wast en opmaakt. Daarna wordt er geflaneerd over de niet-stedelijke boulevards. Met tedere, melodische klanken volgt Van Veenendaal hier ook weer naadloos de sfeer van de beelden. Soms maakt hij andere keuzes en laat de muziek op de beelden botsen of legt er een laag onder. De geprepareerde piano biedt met gemak dit scala aan mogelijkheden. De klanken klinken verfrissend en nieuw. Koplopers dus. De muziek is zo intrigerend, dat het kijken naar de film er soms bij inschiet.
Het smeden van ijzer haalt je als kijker weer bij de les. Het vuur is gloeiend heet. De Man met Camera loopt in de weg en moet steeds verder naar achteren om het rondspattende vonken te ontwijken. Van Veenendaal slaat met een stok op de snaren. "Ik doe niks wat ik op mijn eigen vleugel ook niet zou doen", zei hij eens in een interview.
Zo rijgen de filmbeelden en muziek zich aaneen. De tijd tikt door, de klapstoeltjes komen weer in beeld. Langzaam sterven de pianoklanken weg en gaat het licht aan. Het kost even tijd om weer in 2012 te arriveren. Ronddwalen door EYE, het nieuwe filmtheater, helpt er wonderwel bij. Van buiten lijkt EYE op een reuzenkikker die de noordoever van het IJ heeft uitgekozen als plek om te zonnebaden. De centrale ruimte binnenin ontvouwt zich als een prins met allures die ruimschoots boven het Nederlandse maaiveld uitkomen. Een immense glazen pui geeft zicht op de boten en bootjes op het IJ dobberen. Drie naar boven uitwaaierende trappartijen omsluiten de metershoge glazen wand. Je kunt op de trappen naar boven klimmen, maar ze lenen zich ook heel goed voor tikkertje spelen, zoals elk kind meteen ontdekt. En je kunt erop neerploffen om met open mond de sfeer in te drinken. Even is het alsof je tot de avant-garde van deze tijd behoort.
Richard Aphex, John Cage and the Prepared Piano (excerpt)
There’s a lot of piano on the Aphex Twin’s album ‘Drukqs’. Some of the tracks are straight piano and some have the piano sound altered, offering metallic rattles, woody clunks and textured thwacks. These are the classic sounds of the ‘Prepared Piano’, an instrument invented, in 1940, by the American Experimental composer John Cage. A piano is ‘prepared’ by placing small, everyday objects in the strings.
Most of the strings of a grand piano are usually grouped in threes, the exception to this are the bass notes, where the strings get longer and thicker, which are grouped in twos and, the very low notes, which are single strings. The fact that each note is a tight group of three strings enables small objects placed between the strings to be held in place by the tension in the strings. A screw or a bolt or a pencil rubber will simply stay put when it is inserted into the piano strings. And when such an object is gripped by the strings it changes the sound that is produced when the piano hammer strikes. No longer is there a clear note, with identifiable pitch, there is instead an exotic rattle, ping or thud like an instrument from Africa or the Far East.
In 1940 the dancer Syvilla Fort asked John Cage to compose the music for a solo dance she called Bacchanle. The theatre where the performance was to take place had no room for the percussion group, there was only enough space for a grand piano. The dance had an African theme and Cage was asked to write music that had a flavour of Africa. So, using only his piano he tried to find scales and groupings of notes that had this kind of sound. He couldn’t do it. The notes were not working. “I decided that what was wrong was the piano, not my efforts, because I was conscientious” Cage wrote later. He needed some way of changing the sound of the piano. Cage had seen and heard the results of extended piano techniques devised by his teacher Henry Cowell. The effect of these techniques changed the sound of the piano creating interesting harmonics and new sounds. Cage experimented with household objects placed inside the piano and had hit on the right objects. Later he recalled, “I was delighted to notice that by means of a single preparation two different sounds could be produced. One was resonant and open, the other was quiet and muted. The quiet one was heard whenever the soft pedal was used.”
Having prepared his piano he set about composing the piece. This was done relatively quickly. Cage had hit upon a fabulous new soundworld.
There are many pieces, written by Cage (and others), for prepared piano. The Sonatas and Interludes (1946-48) are a collection of short pieces written with rhythm and durational proportions. Music for Marcel Duchamp was composed in 1947 and was used to accompany part of the experimental film ‘Dreams That Money Can Buy’ by the Dadaist Hans Richter. Concerto for Prepared Piano and Orchestra (1951) completely extends the classical idea of a concerto and the role of the solo instrument against the orchestra.
These were heady days and it’s extremely difficult for us now to imagine how weird this music must have sounded. War was raging in Europe and the Far East and the whole world order was changing in ways we cannot comprehend today. Composers, artists and writers were trying to sweep away everything that had gone before, they were trying to make new sounds, new images and new meanings. The modernist world presented a new reality routed in abstraction, dislocation and the unconscious. What music meant was no longer clear. Melody, harmony and the idea of memorable tunes disappeared. New sounds, dislocated rhythms and dissonance were the ingredients of the new music.
Nearly sixty years later Richard James was in a BBC studio taking part in a programme called ‘Mixing It’. One of Cage’s prepared piano pieces was played and Mr Aphex’s ears were drawn to the extraordinary sounds. He enquired about the prepared piano and how it was all done. He bought a grand piano that can be played by computer. It’s called a ‘Diskclavier’ . It’s exactly like a straightforward grand piano but the keys can be controlled by a computer. The results are there for all to hear. It’s a real piano on Drukqs, not a sampler or a synthesizer. Richard James has brought the sound of the forties into the 21st century.
© 2002 Robert Worby- read whole text
Subscribe to:
Posts (Atom)